Column Robert Heukels: Eagles Inside

Column Robert Heukels: Eagles Inside

Het was tussen 1992 en 1996 dat Go Ahead Eagles voor het laatst vier jaar lang in de eredivisie speelde. Het waren jaren vol dromen, een aanstormende jeugd, een hoop reuring rond de markante voorzitter Gé Voortman en trainers als Jan Versleijen en Henk ten Cate die aan het begin van hun loopbaan stonden. Een van de architecten van het succes was Hennie Spijkerman, die onophoudelijk jeugdspelers liet doorstromen. De broers Overmars, de drie helden op rechts Hulshoff-Bosvelt-Heering, maar ook keeper Bos, linksback Schenning, nummer tien Pothoven, allemaal onze jongens. De extra kwaliteit kwam van de Deventenaren Knippenberg en Decheiver en dit alles werd afgetopt met kleurrijke types als Jeroen Boere, Jason van Blerk en Peter Rufai.

Dat we destijds vier jaar terug waren op het hoogste niveau had aanvankelijk te maken met gezond verstand en trouw zijn aan je roots, maar de daaropvolgende seizoenen veranderde de Adelaarshorst in een met paniek gevuld broeinest waar velen in en uitvlogen. Het begin van een lange reis door wat later de KKD ging heten was ingezet. Mij deed dat eindeloze verblijf tussen ploegen uit Oss, Helmond en Velsen-Zuid pijn. Een voetbalstad als Deventer verdient de opwinding van wedstrijden tegen Ajax, Feyenoord, Twente, Utrecht.

Het is een uiterst dierbaar en kostbaar bezit, dat eredivisieschap. Het geeft de mensen trots, eigenwaarde, geluk. In tijden waarin social media en internet de samenleving uit elkaar spelen, smelt die in een stadion als De Adelaarshorst weer ineen. Het gevoel mee te tellen is onbetaalbaar. Ook als een topclub je met 5-1 wegspeelt, leeft de illusie dat wij van roodgeel daarvan kunnen leren en dan kijken we naar de stand. Knipperen met de ogen. Nog altijd zevende.

Mocht Go Ahead ook dit seizoen tussen plek zeven en vijftien eindigen, gaat het een lustrum halen en de prestatie van de jaren negentig overtreffen. Vijf jaar eredivisie voelt als een fundament, waarbij visie en structuur van de club niet zoals vroeger alle kanten opslaat, maar stevig voelt. Op dat fundament huist inmiddels een verplichting voor de mensen van de toekomst. Als ooit Van Dop en Bosvelt de deur dichttrekken zullen mensen in de geest van De Vroome, Mulder, Lugt, Kroes, Vierhouten, Van Wonderen, Hake en Simonis verder moeten bouwen, maar vooral moeten ze kunnen begrijpen wat Van Dop en Bosvelt nu al jaren doen. Zij brouwen met opgestroopte mouwen het tegengif voor de gekte van alledag. Soms winnen we groots, soms verliezen we pijnlijk, maar het ontroerend stevige smoel waarmee we nu al jarenlang Go Ahead op de landelijke kaart zien staan mag nooit meer verloren gaan. Dat besef dat in alle poriën doordrenkt moet zijn, is essentieel, dat is de levensader, dat is wat een keer geweldig verliezen verandert in iets wat je alleen maar sterker maakt.  

Redactie